‘We zijn er altijd in blijven geloven.’ zei VVV-trainer Maurice Steijn na afloop van het competitieduel met Vitesse vorige week (1-1). Het gelijkspel voelde voor VVV als een overwinning. Het is een groot cliché in de sportwereld. Als er gewonnen wordt althans. Als er verloren wordt ‘was het geloof weg’. Taal is kunst wordt er wel eens gezegd. De interviews na afloop van een voetbalwedstrijd zijn als kitsch van de Xenos. ‘Ammehoela’ denk je zondagavond weer als je met je bord op schoot zit. ‘Ik geloof er niks van’. Toch lijken geloof en sport onlosmakelijk met elkaar verbonden te zijn. Tijd voor wat verdieping.
Geloof heeft meerdere betekenissen. Het kan verwijzen naar een religieus begrip. Onder religie, van het Latijnse religio, wordt gewoonlijk een van de vele vormen van zingeving of het zoeken naar betekenisvolle verbindingen, verstaan, waarbij meestal een hogere macht, opperwezen of god centraal staat. Een perfecte definitie van religie bestaat echter niet. Religie zal voor iedereen wat anders betekenen. Het aantal gelovigen neemt al jaren af in Nederland maar is nog ongeveer in evenwicht met het aantal niet-gelovigen. Veel niet gelovigen zijn wetenschappers. Geloof en de wetenschap, voor veel mensen is het lastig om deze twee thema’s met elkaar te rijmen. Het is dan ook een beetje een ongemakkelijke combinatie. De meeste (niet gelovigen) studenten doen altijd wat lacherig over het geloof. Net zoals voetballer over keepers, sporters over scheidsrechters of mannen over vrouwen (in de kleedkamer). Of het omgekeerd ook zo is weet ik niet. Ik vermoed van wel. Het vergt enig inlevingsvermogen voor niet-gelovigen om de dialoog aan te gaan met gelovigen. Probeer een wetenschapper maar wijs te maken dat er iemand over water kon lopen, datzelfde water in wijn kon veranderen en als klap op de vuurpijl ook nog doden tot leven kon wekken (Johannes et al., 90). Zou zeker in aanmerking komen voor een Nobelprijs. Geloof en de wetenschap kent echter ook overeenkomsten. Net zoals de Bijbel is de wetenschap ook lastig te interpreteren. Veel wetenschapsdisciplines zijn ook als een religie, neem bijvoorbeeld economie, iedereen gelooft maar niemand is het met elkaar eens.
Toch zijn er genoeg dingen die de wetenschap en de student van het geloof kunnen leren. Geloof is namelijk ook geloof in de zin van vertrouwen. Vertrouwen in anderen en vertrouwen in jezelf. Het zijn de kernvoorwaarden om succesvol te zijn, als sporter of team, maar ook als mens. Als men in werkelijkheid capabeler is dan gedacht, dan is er sprake van zelfonderschatting. Andersom is er sprake van zelfoverschatting. Alles daartussen is ‘gezond zelfvertrouwen’. Het is de kunst, zoals met de meeste dingen in het leven, hier een juiste balans in te vinden. Zelfoverschatting leidt tot arrogantie en narcisme. Twee begrippen die niet als sociaal wenselijk worden ervaren. Bescheidenheid siert de mens. Geloof in de zin van vertrouwen kan echter ook als een selffulfilling prophecy werken. Hoe je over jezelf denkt beïnvloedt je gedrag. Als je gelooft dat je van iedereen kan winnen en met die houding ook in het veld staat kan het zelfvertrouwen van de tegenstander alleen maar afnemen. ‘We hebben ons laten afbluffen’ hoor je dan. Het is eigenlijk niks voor Hollanders. Zijn we te nuchter voor denk ik. Italianen zijn er wel goed in, die zitten er op. Als het volkslied wordt gezongen staan ze al met 1-0 voor, moet de wedstrijd nog beginnen. Uitstraling waar je u tegen zegt. Met een hoofdletter.
Genoeg amateurpsychologie. Zaterdag kwam Wit-Blauw uit Kampen op bezoek. Op papier een ploeg met ‘heel veel geloof’. Met een bovengemiddeld aantal SGP stemmers is Kampen een van de grootste steden in de Bijbelgordel. De opdracht van tevoren was dan ook duidelijk: Een geloof in elkaar dat bergen kan verzetten. Een sterke tweede helft zorgde ervoor dat het vertrouwen bij de bezoekers al snel weg ebde. Volgende week komt de koploper op bezoek, dan zal het geloof echt op de proef worden gesteld.